Wat boeit er toch zo aan treinen dat
velen er "iets" mee hebben? Is het de onvervulde
jongensdroom, of het verlangen het beter te kunnen dan de NS? Zeker
naar aanleiding van de uitstekende artikelen in de vorige Atom
Nieuws, was het voor mij aanleiding om weer eens even pen en papier,
althans de 2001 uitvoering daarvan, ter hand te nemen en te schrijven
over 'de tweede grote liefde' in mijn leven: de Marklin treinbaan?
Tegenwoordig kan bijna alles kant en klaar gekocht
worden voor de trein. Toch is dat, zeker voor ons als atomisten, nou
net niet de charme van de passie: het zelf bouwen. Natuurlijk is het
ontmoedigend om zelf een locomotief te maken. Het model wat standaard
uit de fabriek komt, is niet tot nauwelijks zelf te maken, laat staan
met vergelijkbare kwaliteit. Toch zijn er heel wat zaken die zelf ter
hand genomen kunnen worden.
Meer en meer wordt dat wat op de
treintafel wordt toegepast digitaal uitgevoerd. Voor de (nog) niet
ingewijden, wil ik graag in het kort iets toelichten over wat er
vandaag de dag mogelijk is op dat gebied.
De systemen
Grofweg kan de besturing ingedeeld worden in twee
groepen: analoge en digitale.
Analoog
In de analoge variant wordt de spanning
op de baan gevarieerd, dus met 18 volt vliegt de loc als ware hij een
Intercity over de baan en bij 3 volt rijdt hij stapvoets. Niks mis
met dit systeem, doch het werkt 1:1 dat wil zeggen: voor het baanvak
waar de trein in rijdt. Rijden er twee treinen, dan moeten ze beide
hun werk verrichten met die eerder genoemde 3 volt en voor en
onbelaste trein is dat wellicht nog net voldoende om het in beweging
te houden, maar een loc met enig rollen materieel (=wagonnetjes)
wellicht net voldoende om ermee te stoppen. Van individuele sturing
per loc is dus geen sprake.
Digitaal
Bij digitale aansturing, wordt een constant signaal
op de baan gezet en wordt een stuursignaal gemoduleerd op die
constante spanning. Ongeacht het aantal of de snelheid van de loc's:
de spanning is altijd constant.
Waarom digitaal
Indien de baan bestaat uit een klassieke
startset (het rondje), waarop een locomotief zijn rondjes om de kerk
toert, zal de behoefte aan een digitale besturing niet groot zijn.
Zodra echter de baan groter wordt, met wissels versterkt wordt en er
meerdere loc's ten tonele verschijnen, dan ontstaan er problemen om
het geheel flexibel te besturen.
Hier kunnen uiteraard oplossingen
gezocht worden door de baan in baanvakken te verdelen en eventueel
met relais aan te sturen. Toch wordt de zaak al heel snel erg
ingewikkeld om nog maar te zwijgen van de bekabeling die al snel
enige honderden meters koperdraad vertegenwoordigen. Niet aan denken
om een baan dan nog eens een wat andere vorm te geven?
Het belangrijke voordeel van een
digitale modelbaan is de onafhankelijke treinbesturing: zonder
indeling in secties of blokken, kan iedere trein onafhankelijk worden
aangestuurd. Het digitaal aansturen van rollend materieel en het
bedienen van de infrastructuur (seinen, wissels) met conventionele
technieken (schakelaars, relais) is zeker een optie die de moeite
waard is, zeker als start.
Kabels en relais: als de modelbaan een zodanige
omvang heeft gekregen dat het wenselijk wordt om rijwegen te kunnen
instellen en dat beveiliging moet worden toegevoegd om geen drama op
het spoor te krijgen, is een volledige digitale aansturing van zoweel
het rollende als het statische materiaal een zinvolle optie. Hier
schiet dan ook de Atom of PC in beeld: Wat is het leuker dan het
aansturen van al dit moois vanuit de computer. Aardig bijkomende zaak
is dat hier niet de rekenkracht van brute giga herzen nodig is: een
eenvoudige PC is zeer goed in staat om het geheel in bedwang te
houden.
De techniek
Elke fabrikant van treinen, moet eerst
de wijze van voorbewegen kiezen. Marklin is wat eenzaam in het
besturen van de motoren met wisselspanning, de overigen (Fleischman
etc.) werken met gelijkstroom. Gemeenschappelijk echter hebben ze dat
ze met twee draden werken: de aan en de afvoer, zo u wilt de plus en
de min. Om nu elke trein afzonderlijk te kunnen aansturen, hoeven we
alleen maar te kijken hoe dit 'in het echt' ook gebeurt, bij onze
collegae van de NS. We hebben dan al een groot deel van de oplossing
te pakken. In het grootbedrijf voert de bovenleiding van het totale
spoorwegnet altijd spanning. Afhankelijk van de dienstregeling en/of
van de stand van het sein, regelt elke treinmachinist de elektrische
energie die aan de motor(en) wordt toegevoegd. Dit vertalend naar de
atomaire treinbaan: er moet altijd een maximale hoeveelheid energie
onttrokken kunnen worden en in elke trein moet een 'machinist'
aanwezig zijn die zelfstandig kan bepalen welke informatie voor hem
bedoeld is en die de motor overeenkomstig daarmee aanstuurt.
Om de maximale hoeveelheid energie aan
de rails te kunnen onttrekken, dien de spanning zoals eerder al
genoemd altijd maximaal te zijn. Deze constante spanning bevat nog
geen informatie. Om dat er aan toe te voegen om zo individuele
treinen van informatie te voorzien, dient het te worden gemoduleerd.
Om toch de constante spanning te
handhaven, is het meest logische om dit dan maar tijdelijk om te
polen, dus van + naar - en vice versa. Hiervoor zijn al standaard
componenten aanwezig, met name Motorola heef standaard IC's op de
plank liggen voor dit soort aansturing (MC145026).
Hoe ziet dat er uit in de praktijk
Nu we weten dat het signaal gemoduleerd
wordt, kunnen we aan de slag. Moduleren aan de kant van de verzender,
demoduleren aan de kant van de ontvanger. Het lijkt wel of we het
hier hebben over radio ontvangst. En zo gek is die gedachte niet:
Radio 1, 2 en 5 kunnen tegelijkertijd op de middengolf uitzenden (met
nog een aantal anderen) en als je de radio afstemt op de gewenste
zender, hoor je prima wat (onder andere) voor jou bedoeld is. En van
het feit dat er ook nog andere zender zijn: daar heb je geen last
van.
In de praktijk wordt er in de locomotief een zgn.
locdecoder ingebouwd. Deze werkt als de eerder genoemde radio en
luistert naar de opdrachten die eventueel voor hem bestemd zijn. Het
is tenslotte digitaal, dus het adres van de loc wordt ingesteld en
dat is dan het kanaal waar hij naar luistert: is dat bijvoorbeeld 48,
dan zal hij alle commando's die binnenkomen voor 48 keurig behandelen
en uitvoeren, maar alles wat voor 47 is, gaat vrolijk het ene
digitale oor in en het andere weer uit.
Niet handig, maar technisch gezien
volledig mogelijk, is om twee loc's dezelfde adressen te geven. In
dat geval luisteren ze alle twee naar 48 en gedragen zich als twee
loc's op een analoge baan.
Als we het hier hebben over commando's,
moet gedacht worden aan: stop de loc; rij met snelheid 30; keer
richten; doe binnenverlichting aan of uit etc.
Aansturen van wissels gaat op
vergelijkbare wijze: indien wisseldecoders gehanteerd worden, wordt
al eerder genoemde constante signaal voorzien van een signaaltje,
waarbij de wisseldecoder luistert of het voor hem is of niet.
En nu de hardware
Nee, dit gaat geen bouwbeschrijving worden over van
alles en nog wat. Voor wie dat wil, kan ik het boek 'Digitale
modeltreinbesturing met EditsPro' van Steffen van de Vries
aanbevelen. (uitgave Elektuur). Maar om toch een beeld te geven wat
we nodig hebben, hier een kleine beschrijving.
Allereerst moet je iets hebben wat de
zaak aanstuurt. Dat kan een Atom of PC zijn die het signaal
moduleert. Marklin heeft voor starters een zgn. delta controller, een
apparaatje (2de hans koop je dat voor ca. fl. 50) en zorgt
voor de aansturing van maximaal 5 loc's. Wie veder wil en kan, kan
ook een Intellibox kiezen. Geweldig apparaat. Kost wel een rib uit je
lijf, maar je hebt dan ook wel wat.
Vervolgens moet je het digitale signaal versterken.
Daar is een Booster voor. In wezen is een booster niets anders dan
een audio versterker, maar dan met wat meer pit. Qua uitvoer is het
niet veel anders dan de versterkers die bij de rijkere
randgroepjongere in de Golf aanwezig is om de hoedenplank te laten
denderen. Zelf bouwen is een goede optie: in het eerder genoemde boek
staat een 10 ampère rakker, groot genoeg voor de zwaardere
gebruiker.
Ook de Delta Controller van Marklin is met een klein
kunstje ook te gebruiken als Booster en blaast dan vrolijk 2 Ampère
op de baan. Wie meer details wil, neemt maar even contact met me op.
Eerder is al genoemd de locdecoder en de wisseldecoder. Wie de
uitvoering van de fabrikant kiest, zal een stevige portemonnee mee
moeten nemen. Uitstekende alternatieven zijn bij Conrad verkrijgbaar,
of rechtstreeks bij de leverancier op www.ldt-infocenter.com. Voor
weinig geld soldeer je zelf de zaak in elkaar en het werk perfect. Ik
spreek hier uit ervaring.
Tot slot is het in geval van automatisch rijden,
noodzakelijk om baanvakdetectie te hebben. Roland schreef in het
vorige nummer er al iets over. Met lichtsluisjes of reed relais is
best wel een goed resultaat te verkrijgen. Baanvak detectie is niets
anders dan een signaaltje 'hier rijdt de trein' en op basis van dit
signaal kan een eventuele besturing vanuit Atom of PC prima geregeld
worden.
Baanvakdetectie is dus essentieel. Want, de trein
krijgt wel een commando: karren met de geit, maar of de trein dat
werkelijk ontvangen heeft en hoe lang hij inmiddels rijdt, dat wordt
uiteraard niet teruggemeld.
Nog even voor de Marklin M-rail rijders:
de truc met het reedrelais wat door een magneetje onder aan de trein
wordt bediend, gaat hier niet op. De rails zijn immers van metaal en
dat is een uistekende afscherming voor magnetisme. Marklin biedt een
alternatief door het toepassen van schakelrail. Dat werkt uitstekend,
maar is duur. Een zo'n rail kost ca. fl. 7,-- en in mijn baan heb ik
bijna 130 meldpunten. Kortom: dat kon Bruin niet trekken. Toch is
hier ook een andere oplossing mogelijk. Ik gebruik hier een
stroomdetectie circuit. Het werkt heel simpel: schakel twee diodes
tegengesteld (anti-parallel) en de spanningsval is net groot genoeg
om een transistor open te sturen. In bijgaande afbeelding ziet u wat
ik bedoel. Goede Atomist Emile Hounjet heeft daar een voortreffelijk
printje van gemaakt en de lay-out daarvan wil ik u ook niet
onthouden. Op aanvraag verkrijgbaar. Voor het gemak zijn er 8
detectie circuits op 1 printje.
Pas als er stroom gaat lopen, schakelt
de transistor en word dus de melding doorgegeven. Dat is dus tevens
ook een zwakte: Alleen het stroomverbruikende gedeelte wordt
gedetecteerd, het overige niet. In mijn geval is dat niet erg, in de
administratie op de PC weet ik de lengte van de trein, inclusief de
eventuele karretjes. Ja, het kan dan gebeuren dat er een wagon
spontaan ontkoppeld, en dan heb je een probleem. Tot nu toe heb ik
dat echter in de praktijk niet meegemaakt.
Ander probleem is de trein die achteruit rijdt, en
dus pas als laatste via het circuit een melding geeft. Met een beetje
plannen van de dienstregelen of het eventueel toepassen van een zgn.
kopstation, waarbij de trein ontkoppeld wordt van de wagonnen en los
omloopt biedt ook hier soelaas.
Het laatste is het meest vervelende en
dat is kortsluiting. Kortsluiting leidt al vrij snel tot het
verdampen van de toegepaste diodes. In de praktijk zijn er echter nog
geen diodes gesneuveld, want als er kortsluitingen ontstaan, dan is
dat vaak op de wisselstraten en die liggen per definitie niet in een
blok en vallen dus buiten de baanvakdetectie. De standaard
kortsluitbeveiliging op de booster (thermisch of elektronisch) neemt
hier zijn verantwoording.
En nu verder
Het mag duidelijk zijn dat er ongekende mogelijkheden
zijn met de trein, zeker in combinatie met de digitale aansturing.
Zelf gebruik ik Marklin materiaal met veel niet-Marklin spul voor
locdecoders en wisseldecoders. De centrale sturing gebeurt bij mij
door de toepassing van het programma Koploper. Dit is een freeware
programma, wat op Internet te vinden is. Het is een stevig programma
en het vereist wel enige bestudering, maar ik vind het geweldig: Er
kan alles mee.